Historical records matching Godfried I van Malsen, count of Cuyk & Arnsberg
Immediate Family
-
daughter
-
daughter
-
daughter
-
wife
-
sister
-
sister
Over Godfried I van Malsen, count of Cuyk & Arnsberg (Nederlands)
tussen september 1122 en 23 mei 1125: Keizer Hendrik bevestigt de gift van het graafschap van Friesland (Oostergo en Westergo) door zijn vader aan de Utrechtse kerk gedaan. Als getuigen tekenen onder andere Theodricus bisschop van Münster, bisschop van Vercelli, graaf Gerardus en zijn zoon Gerardus, Godefridus de Malsne en zijn broer Heremannus, Stephanus de Oie, Heremannus Piscis en Arnoldus de Rothe (bron: Dr. Mr. S. Muller Fz. en Dr. A.C. Bouman. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301. Deel I. A. Oosthoek, Utrecht, 1920, inclusief register, nr. 310, pag. 285)
1129 (voor 13 september): Bisschop Andreas oorkondt, dat de edelvrouwe Alveradis, met toestemming en op verzoek van haar zonen Godfried en Herman en van de medeeigenaren en tiendheffers (Luthardus, prepositus van Sint Maria in Utrecht, Rodolphus de Spike, Helye de Inspihe, Hisboldus de Bisde, Hermannus Calf en Heilewiga), op aandrang van Walter, abt van het Sint Maartensklooster in Laon, op de Herigersweerd het klooster Mariënweerd gesticht en met goederen te Renoyersbosch, Paveien, Rietveld, Tricht, Spijk, Enspijk en Beesd begiftigd heeft, en bevestigt de stichting en de giften. Als getuigen tekenen onder andere graaf Florentius van Holland, Gozwinus de Falkenberga, graaf Tiederici van Utrecht, Tiedericus, Winegerus, Rutcherus de Merethem, Godefridus de Riene en Richwinus de Maltberga (bron: Dr. Mr. S. Muller Fz. en Dr. A.C. Bouman. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301. Deel I. A. Oosthoek, Utrecht, 1920, nr. 327, pag. 300-301)
september/oktober 1145: Koning Koenraad III verleent graaf Godfried van Arnsberg (Godfridus comes de Arnsberg et de Cuich) het recht een kasteel (castrum) te bouwen op al zijn eigen en leengoederen (bron: Friedrich Hausmann, bearb. Die Urkunden der Deutschen Könige und Kaiser. Neunter Band. Die Urkunden Konrads III. und seines Sohnes Heinrich. Böhlaus Nachf. Wien - Köln - Graz, 1969, nr. 138, pag. 249)
"Maar Floris heeft slechts korte tijd van deze vrede genoten; niet lang daarna is hij door het zwaard gedood. En van deze moord was het volgende de oorzaak. Godfried en Herman [van Cuijk], edele en fameuze mannen, hadden een nichtje, een dochter van hun zuster Aleida en Arnold van Rode (Arnoldus de R|then], Heilwiva geheten. Nadat haar vader was gedood en haar moeder gestorven, had haar oom Herman haar in zijn gezin opgenomen, met het voorstel dat hij haar steden en haar uitgestrekte bezittingen (urbes eius et possessiones latissimas) zou besturen totdat hij haar kon overgeven aan een passende man. Maar de dienstmannen (ministeriales) van het jonge meisje, die hadden gehoord dat Floris een goede man was, vatten het plan op om hem tot heer te kiezen en het meisje in de echt met hem te verbinden. Dus zij ontvingen Floris' zaakgelastigde welwillend en werden zijn mannen, waarna zij de steden van het meisje en de landgoederen (predia) en wat zij maar konden aan Floris toewezen. Bovendien eisten zij indringend samen met hem het meisje op van haar oom Herman om haar met Floris in de echt te verbinden.
Maar die weigerde dat pertinent en hij kon hiertoe op geen enkele manier bewogen worden, noch met geweld, noch met geld of dreigementen. Floris echter verwoestte met zijn manschappen al Hermans bezittingen te vuur en te zwaard en velen hielpen hem omdat hij een verwant van de koning was en hij belaagde zijn goederen en zijn leven op alle mogelijke manieren. Herman echter steunde op de hulp van zijn broer Godfried en vooral van de bisschop van Utrecht, Andreas [1128-1139], en had een niet onaanzienlijke hoeveelheid soldaten verzameld en was niet minder bezig datgene op touw te zetten voor Floris wat deze voor hem in het vat had. De Utrechters echter kozen de partij van Floris, zowel uit ontzag voor graaf Dirk als uit vrees voor koning Lotharius, en zij boden hem hulp naar vermogen en boden de jongeman in- en uitgang van de stad en huizen om te verblijven zo vaak hij wilde. En Floris legde Lexmond, een stad van de bisschop, in de as en de bisschop weerhield hij er met geweld van de stad binnen te gaan omdat hij hem tegenwerkte.
Maar toen Floris op een dag met slechts tien gezellen, niets van een hinderlaag of vijandelijkheid vermoeded, de stad was uitgegaan, is hij plotseling opgemerkt en omsingeld door de twee voornoemde broers, die zonder dat hij het wist met een grote troepenmacht naar de stad waren gekomen, en toen hij probeerde te ontkomen en naar de stad terug te keren, en dat nog mogelijk geweest zou zijn, toen is zijn paard in Abstede gestruikeld, en hij viel eraf en is door hen gedood [26 oktober 1133].
Zijn lichaam is naar Rijnsburg gebracht en terstond is een bode uitgezonden om dit aan koning Lotharius te melden. Deze was zeer ontstemd om deze moord en hij heeft Herman van Cuijk en Godfried van Arnsberg met steun van de graaf van Holland uit huis en vaderland verdreven en tot vluchteling en banneling gemaakt. En hij zou de dood van zijn neef met succes gewroken hebben als niet de dood hem had weggerukt, tot hun grote blijdschap. Terstond keerden zij naar huis terug en zij werden mannen van graaf Dirk en zijn tot vriendschap en vrede met hem teruggekeerd"
(bron: Annales Egmundensis, vertaling van Marijke Gumbert-Hepp en J.P. Gumbert. Annalen van Egmond. De Annales Egmundensis tezamen met de Annales Xantenses en het Egmondse Leven van Thomas Becket. Het Chronicon Egmondanum. Verloren, Hilversum, 2007, pag. 178-183; op citaat Arnoud-Jan Bijsterveld. "Het geslacht Van Rode in de twaalfde eeuw". In prof dr. Arnoud-Jan Bijsterveld en dr. Véronique Roelvink, red. Rondom Sint-OedenRode. Macht, religie en cultuur in de Meierij. Uitgeverij Pictures Publishers, Woudrichem, 2016, pag. 21-23)
__________________________________________________________________
From Google Translate:
between September 1122 and May 23, 1125: Emperor Hendrik confirms the gift of the county of Friesland (Oostergo and Westergo) made by his father to the Utrecht church. Signing witnesses include Theodricus Bishop of Münster, Bishop of Vercelli, Count Gerardus and his son Gerardus, Godefridus de Malsne and his brother Heremannus, Stephanus de Oie, Heremannus Piscis and Arnoldus de Rothe (source: Dr. Mr. S. Muller Fz . and Dr. A.C. Bouman. Charter book of the Sticht Utrecht until 1301. Part I. A. Oosthoek, Utrecht, 1920, including register, no. 310, page 285)
1129 (before September 13): Bishop Andreas declares that the noblewoman Alveradis, with the permission and at the request of her sons Godfried and Herman and of the co-owners and tithe raisers (Luthardus, prepositus of Saint Mary in Utrecht, Rodolphus de Spike, Helye de Inspihe , Hisboldus de Bisde, Hermannus Calf and Heilewiga), at Walter's insistence, abbot of the St. Martin's Monastery in Laon, founded the Mariënweerd monastery on the Herigersweerd and endowed it with goods in Renoyersbosch, Paveien, Rietveld, Tricht, Spijk, Enspijk and Beesd, and confirms the foundation and the gifts. Signing witnesses include Count Florentius of Holland, Gozwinus de Falkenberga, Count Tiederici of Utrecht, Tiedericus, Winegerus, Rutcherus de Merethem, Godefridus de Riene and Richwinus de Maltberga (source: Dr. Mr. S. Muller Fz. and Dr. A.C. Bouman. Charter book of the Utrecht Foundation until 1301. Part I. A. Oosthoek, Utrecht, 1920, no. 327, pages 300-301)
September/October 1145: King Conrad III grants Count Godfrey of Arnsberg (Godfridus comes de Arnsberg et de Cuich) the right to build a castle (castrum) on all his own and fief estates (source: Friedrich Hausmann, bearb. Die Urkunden der Deutschen Könige und Kaiser. Die Urkunden Konrads und seines Heinrich. Böhlaus Nachf. Wien - Cologne - Graz, 1969, no. 138, p. 249).
"But Floris only enjoyed this peace for a short time; not long afterwards he was killed by the sword. And this murder was caused by the following: Godfried and Herman [van Cuijk], noble and famous men, had a niece, a daughter of their sister Aleida and Arnold van Rode (Arnoldus de R|then], called Heilwiva. After her father was killed and her mother died, her uncle Herman had taken her into his family, with the proposal that he towns and would govern her vast possessions (urbes eius et possessiones latissimas) until he could hand her over to a suitable man. But the young girl's servants (ministeriales), having heard that Floris was a good man, planned to kill him. to choose him as lord and marry the girl to him. So they received Floris' chargé d'affaires kindly and became his men, after which they took over the girl's cities and the estates (predia) and whatever they could. Floris. Moreover, they urgently demanded the girl from her uncle Herman together with him in order to marry Floris.
But he absolutely refused and could not be persuaded to do so in any way, neither with violence, nor with money or threats. Floris, however, and his men destroyed all Herman's possessions by fire and sword, and many helped him because he was a relative of the king, and he harassed his goods and his life in every possible way. Herman, however, relied on the help of his brother Godfrey and especially of the bishop of Utrecht, Andreas [1128-1139], and had collected a not inconsiderable number of soldiers and was no less busy organizing for Floris what he had done for him. had the barrel. The people of Utrecht, however, sided with Floris, both out of respect for Count Dirk and out of fear for King Lothair, and they offered him help according to their ability and offered the young man entrance and exit to the city and houses to stay in as often as he wanted. And Floris burned Lexmond, a city belonging to the bishop, and forcibly prevented the bishop from entering the city because he opposed him.
But one day when Floris left the city with only ten companions, not suspecting anything of an ambush or hostility, he was suddenly noticed and surrounded by the two aforementioned brothers, who, without his knowledge, had come to the city with a large force. came, and when he tried to escape and return to the city, and that would have been possible, his horse stumbled in Abstede, and he fell off and was killed by them [October 26 1133].
His body was taken to Rijnsburg and a messenger was immediately sent to report this to King Lothair. He was very upset about this murder and, with the support of the Count of Holland, he expelled Herman van Cuijk and Godfried van Arnsberg from their home and country and made them refugees and exiles. And he would have successfully avenged the death of his cousin had not death snatched him away, to their great joy. Immediately they returned home and became men of Count Dirk and returned to him in friendship and peace."
(source: Annales Egmundensis, translation by Marijke Gumbert-Hepp and J.P. Gumbert. Annals of Egmond. The Annales Egmundensis together with the Annales 183; quoting Arnoud-Jan Bijsterveld. "The Van Rode family in the twelfth century". In Prof. Dr. Arnoud-Jan Bijsterveld and Dr. Véronique Roelvink, ed. Rondom Sint-OedenRode. Power, religion and culture in de Meierij .21-23)
Godfried I van Malsen, count of Cuyk & Arnsberg's Timeline
1100 |
1100
|
||
1134 |
1134
|
Cuijk, Cuijk, North Brabant, Netherlands
|
|
1135 |
1135
|
||
1136 |
1136
|
Arnsberg, Germany
|
|
1142 |
1142
|
Steffenberg, Deutschland (Germany)
|
|
1148 |
1148
|
Arnsberg, Germany
|
|
1157 |
1157
Age 57
|
||
???? |
Arnsberg, Germany
|